Conjugaison du verbe outslide [v.]
infinitif
présent
-outslide
indicatif
présent
Ioutslide
yououtslide
heoutslides
weoutslide
yououtslide
theyoutslide
prétérit
Ioutslid
yououtslid
heoutslid
weoutslid
yououtslid
theyoutslid
futur
Iwilloutslide
youwilloutslide
hewilloutslide
wewilloutslide
youwilloutslide
theywilloutslide
passé composé
Ihaveoutslid ou outslidden
youhaveoutslid ou outslidden
hehasoutslid ou outslidden
wehaveoutslid ou outslidden
youhaveoutslid ou outslidden
theyhaveoutslid ou outslidden
participe
présent
-outsliding
passé
-outslid ou outslidden